Onderdeel: |
Verspringen, Hoogspringen |
Leeftijdscategorieën: |
Alle |
Benodigde materialen: |
Hordes, 3 pilonnen, bal, eventueel andere hindernissen |
(mogelijke) doelstellingen: |
Vaak achter elkaar oefenen van sprongen
Verschillende soorten sprongen/bewegingen oefenen
Lang actief bezig zijn, conditie trainen. |
Organisatie:
Zet voor de verschillende onderdelen van het circuitje de benodigde materialen klaar. Zet bij ieder onderdeel een pilon.
Stofomschrijving:
Hieronder staan oefeningen voor een circuitje. De oefeningen zijn allemaal gericht op springen, snelheid en/of ritme. Het is handig om eerst met de kinderen alle oefeningen langs te gaan. De oefeningen worden een bepaalde tijd gedaan, waarna de kinderen wisselen. Het kan leuk zijn om de oefeningen in tweetallen te doen.
Springen:
- Touwtjespringen, zo vaak mogelijk.
- Zijwaarts, met twee voeten naast elkaar, heen en weer over een lage hindernis springen (bijv. een lage horde of twee op de kant liggende pilonnen).
- Banksprongen. Met twee handen op de bank heen en weer over de bank springen. Hierbij de voeten naast elkaar houden.
- Zijwaarts heen en weer over een horde springen. Alleen de buitenste voet komt op de grond. De binnenste voet gaat wel over de horde maar blijft een stukje boven de grond zweven, deze wordt dus alleen bijgetrokken.
- Vanaf de zijkant van de verspringbak met twee voeten afzetten en zo ver mogelijk springen. Eventueel een meetlint neerleggen, zodat de afstand gemeten kan worden. Er kan ook met één voet worden afgezet of met een 1-pas aanloop worden gesprongen.
- Hordes kort achter elkaar plaatsen. Met twee voeten naast elkaar over de hordes springen. De kinderen vertekken omstebeurt en dribbelen langs de hordes terug.
- Grond aanraken en vervolgens zo hoog mogelijk springen met armen in de lucht. Dit in een hoog tempo doen. Deze oefening kan ook met een stok in de handen worden gedaan.
Ritme en rennen:
- Leg hoedjes of latjes kort achter elkaar. Snel over de hoedjes heenstappen, met slechts één keer grondcontact tussen twee hoedjes. Let op het actief inzetten van de knieën. De kinderen vertekken omstebeurt en dribbelen langs de hoedjes terug.
- Zet enkele lage hordes kort achter elkaar. Over de hordes rennen met slechts één keer grondcontact tussen de hordes, let op goede knie-inzet. Of over de hordes heen hinkelen.
- Zet een bank of andere verhoging neer. Er wordt op en af de bank gestapt in het ritme: op, op, af, af, op, op, enz. Of één voet staat op de bank, de andere staat op de grond en de voeten wisselen in één sprong om. De tweede vorm is intensiever dan de eerste.
- Leg met hoepels een "vijfje" neer (twee hoepels voor, één in het midden, twee achter). Zo snel mogelijk door de hoepels stappen. Ritme: links voor, rechts voor, midden, midden, links achter, rechts achter, midden, midden, enz.
- Ballen overrennen. Plaats twee bakken op tien meter van elkaar, in de tijd zoveel mogelijk ballen van de ene naar de andere bak overrennen. Na de tijd eerst alle ballen terugbrengen naar de eerste bak, voordat er gewisseld wordt.
- knie-heffen op de plaats, goede arm inzet. Eventueel met lichte gewichtjes in de handen.
- Hoepels op afstand achter elkaar neerleggen, van hoepel naar hoepel springen. Op de terugweg rustig dribbelen.
Overige:
- Rustplaats, kinderen hebben hier één ronde rust.
- Met een (basket)bal heen en weer dribbelen om 2 pilonnen.
Variatie mogelijkheden:
Vorm tweetallen en geef ieder kind een briefje met daarop alle oefeningen en een pen. De oefening wordt eerst door één kind van het tweetal gedaan, de andere houdt de score (bijv. aantal sprongen) bij en schrijft deze op het blaadje. Vervolgens is de andere aan de beurt. Pas daarna wordt er gewisseld naar de volgende oefening. |