Organisatie:
Leg voor de afzetbalk op de aanloopbaan drie of vijf hoepels redelijk dicht achter elkaar neer (afhankelijk van leeftijd). Deze hoepels geven de laatste passen van de aanloop aan.

Stofomschrijving:
De kinderen lopen met een 5-pas, een 7-pas of met hun eigen aanloop aan. Hierbij zijn de laatste 3 of 5 passen van de aanloop in de hoepels. Hierdoor zal het kind een bepaalde pasgrote moeten maken. Deze oefenvorm is vooral geschikt voor kinderen die moeite hebben met de laatste passen van de aanloop. Het grote nadeel van hoepels is dat niet alle kinderen even grote passen maken.

Als een kind al ver gevorderd is in het verspringen, kan je de op één na laatste en de op twee na laatste hoepel iets verder uit elkaar leggen. Het lichaamszwaartepunt zal hierdoor tijdens de voorlaatste pas iets dalen en tijdens de laatste pas alvast stijgen, er kan dan in theorie verder worden gesprongen. Dit is redelijk technisch en zeker voor pupillen nog niet van belang.

Variatie mogelijkheden:
Leg op de plek waar wordt geland ook een hoepel neer, zo hebben de kinderen een duidelijk richtpunt om naar te springen en gaat de aanloop soepeler over in de sprong. Ook dit is vooral geschikt voor kinderen die problemen met de aanloop of sprong hebben.